Otwin van Dijk: ‘Ik laat me nergens door weerhouden’
Op zijn achttiende belandde burgemeester Otwin van Dijk, burgemeester van gemeente Oude IJsselstreek, in een rolstoel. Hij moest veel opnieuw leren, maar ging toch gewoon op vrijdag naar de kroeg. ‘Ik dacht: ik heb dezelfde looks, maak dezelfde grapjes, ik ben nog wie ik ben.’ Zijn streven als bestuurder? ‘Praat niet over rechten van patiënten, maar over burgerrechten.’
Je hebt een dwarslaesie, hoe is dat gebeurd?
‘Dat is eigenlijk een enorm slecht verhaal. Ik ging voor het eerst op vakantie met mijn toenmalige vriendinnetje. Het was warm in Oostenrijk, de tent opzetten was inspannend en om even af te koelen liet ik me voorover het meertje in glijden. Met mijn hoofd raakte ik de bodem – niet eens knoerthard.’
Voelde of hoorde je je nek krakken?
‘Nee. Het gekke is: je nek breken doet geen pijn. Eng was dat ik niet omhoog kon zwemmen. Die beelden schieten nog wel eens door mijn hoofd.
Ik kijk omhoog, zie de waterspiegel, de zonnestralen schijnen door het water, maar mijn benen doen niet wat ik wil. Ik begreep het niet. En de paniek sloeg toe: zo verdrink ik! Gelukkig zag mijn vriendin het gespartel met mijn armen en trok me eruit.
In het ziekenhuis ben ik meteen geopereerd en ik kreeg een experimentele stof toegediend die zwellingen voorkomt. Een geluk, want daardoor ben ik alleen motorisch beperkt en niet sensorisch. Als je mij in mijn been knijpt, voel ik dat gewoon.’
Eigenlijk was je pas net volwassen
‘Ik was achttien jaar en had het gevoel dat alles mogelijk was. Opeens werd ik teruggeworpen naar de periode die ver achter mij lag, die van klein kind. Het werd al een prestatie om tandpasta op mijn tandenborstel te krijgen zonder dat ik mezelf of de badkamer onder smeerde.
In eerste instantie dacht ik dat ik lopend het revalidatiecentrum uit zou gaan. Tot duidelijk werd dat ik daarop echt niet hoefde te rekenen.
Na dat nieuws heb ik 24 uur gehuild. Ik dacht: school gaat lekker, ik blink uit in sport, lig goed bij de meisjes, dit kan gewoon niet! Maar dat boog snel om tot: ik heb dezelfde looks, maak dezelfde grapjes, ik ben nog steeds wie ik ben.’
Van een gewone jongen was je opeens bijzonder in je gezin
‘Alle aandacht ging naar mij. De revalidatie was een heel egocentrische periode, realiseerde ik me later. Je bent de hele tijd met jezelf bezig en met wat wel of niet lukt. Mijn ouders regelden van alles, bezochten me in het revalidatiecentrum waar ik bijna een jaar verbleef. Mijn drie jaar jongere zusje kreeg in die periode weinig aandacht. Zelf noemde ze dat logisch. Oma woonde een jaar bij ons om voor haar te zorgen. Eerlijk gezegd was mijn zusje altijd al zelfstandig. Mijn moeder zei voor mijn ongeluk altijd dat je er van haar wel tien kon hebben, maar dat het al druk was met een halve Otwin. Ik was behoorlijk aanwezig, onderhandelde en ruziede als puber urenlang over hoe laat ik na het stappen thuis moest zijn. Ik was erg overtuigd van mijn gelijk. Luisteren heb ik moeten leren.’
Heb je je nooit geschaamd?
‘Nee. Wel vond ik het spannend toen ik op mijn negentwintigste wethouder van Doetinchem werd. Ik was onbekend en verantwoordelijk voor de portefeuille Zorg – dat voelt voor burgers nog wel logisch als je in een rolstoel zit –, maar ook voor Economische zaken. Zouden de inwoners me serieus nemen? Maar ik bedacht dat president Roosevelt de gehele Amerikaanse natie door de economische depressie en de Tweede Wereldoorlog had geloodst, met een door polio verlamd onderlichaam. Dus een stad van bijna 60.000 inwoners moest mij toch ook lukken.’
Vond je dat je je moest bewijzen?
‘Met een beperking moet je net wat meer laten zien dat je het kunt. Maar ook vóór mijn ongeluk wilde ik de beste zijn. Bewijsdrang zit in mijn karakter. In het revalidatiecentrum ben ik ook korter gebleven dan de bedoeling was. Als je op een knopje drukt, komt er hulp; de deuren zwaaien automatisch voor je open. Ik kreeg het gevoel dat ik wereldvreemd werd en wilde écht revalideren, in de maatschappij.
Tijdens het eindexamenjaar van het vwo, dat ik nog moest afmaken, en het eerste studiejaar maakte ik het erg zwaar voor mezelf. Ik stond erop om zelf zware deuren open te duwen en worstelde vanwege mijn beperkte handfunctie om de dikke wetboeken in mijn tas te krijgen. Langzamerhand leerde ik de balans vinden tussen dingen zelf doen en hulp vragen.’
Hoe gingen je vrienden met je beperking om?
‘Door mijn vrienden maakte ik gelukkig ook het ‘normale’ leven mee. Ze haalden me op vrijdagavond op uit het revalidatiecentrum, tilden me in de auto en namen me op sleeptouw naar de kroeg. Want ik moest geen watje worden. Ze vonden het vanzelfsprekend dat ze mij drie trappen opdroegen en in bed tilden als ik bij een van hen bleef slapen. Als student ben ik dankzij hen in alle kroegen geweest.
Nog steeds laat ik me nergens door weerhouden. Mijn vrouw en ik zoeken nooit vooraf uit of we met een rolstoel wel bij onze vakantiebestemming kunnen aankomen. We hebben in Bali wel eens voor trappen naar een tempel gestaan. Kwam er net een Braziliaanse bodybuilder voorbij, die wilde mij wel even met rolstoel en al naar boven tillen. Mensen willen graag helpen. En kwetsbaarheid hoort bij het leven.’
Ging het uit met je vriendin vanwege je dwarslaesie?
‘In het begin leek ons samenzijn net de romantische dramafilm Love Story uit de jaren zeventig. Ze hield mijn hand vast, probeerde me op te fleuren. We waren ook al twee jaar samen. Maar ze ging studeren en kreeg een ander leven. De periodes tussen haar bezoeken aan mij in het revalidatiecentrum werden steeds langer. Samen besloten we dat onze relatie voorbij was. Ik begreep het. Tegelijk spookte door mijn hoofd: is dit dan mijn laatste vriendinnetje?’
Heb je haar nog wel eens gezien?
‘Nooit meer. Het is natuurlijk ongemakkelijk hoe het is afgelopen. Maar ik heb er alle begrip voor. Vrij snel daarna kreeg ik weer een vriendinnetje.’
Hoe ontmoette je je vrouw?
‘Ik deed aan rolstoelrugby, net als een goede vriendin van mijn vrouw Karin, dus kwam ze kijken. Niet lang daarna gingen we met een groep op vakantie naar Zuid-Afrika – die vriendin in rolstoel en ook Karin gingen mee. Meteen de eerste avond zaten we met zijn tweeën aan het zwembad in het zwoele Zuid-Afrikaanse weer…’
Had zij geen bedenkingen?
‘Nou, diezelfde nacht gebeurde er al van alles, dus daar was niet zoveel tijd voor, geloof ik. Maar inderdaad, Karin werkte in de zorg en had één stelling: ik wil nooit een partner die zelf geen stofzuiger kan vasthouden. Oeps, dat kan ik dus niet. Het heeft haar niet weerhouden, we zijn twaalf en een half jaar getrouwd en twintig jaar samen.’
Hebben jullie kinderen?
‘Dat hadden we graag gewild, maar het is niet gelukt, ondanks een IVF-traject. Of het aan haar of mij ligt, hebben we in het midden gelaten. We wilden niet dat de een zou denken: als ik met een ander was geweest…
Ik vind het oneerlijker dat we geen kinderen kunnen krijgen dan dat ik in een rolstoel zit. Met een rolstoel kun je heel veel wel, zonder kinderen is en blijft zonder kinderen.
Over adoptie hebben we even nagedacht, maar met een beperking maak je minder kans.
Het is goed zo, we hebben er ons bij neergelegd. We kunnen veel voor elkaar betekenen.’
Behandelen mensen je anders vanwege je rolstoel?
‘Ik zou ergens een toespraak houden en arriveerde samen met een collega, een deftige meneer met een keurig jasje aan. Met uitgestoken hand liep de organisator recht op hem af: “U moet de burgemeester zijn!”, waarop mijn collega naar mij wees. Toen zei de organisator ook nog ongelovig: “Oh. Echt?”. Ik heb hard gelachen. Verder maak ik eigenlijk nooit zulke dingen mee.’
Zie jij jezelf als een rolmodel?
‘Ik heb een hekel aan het woord – alsof ik hét voorbeeld ben. Maar ik voel het als mijn opdracht om te werken aan een vanzelfsprekend inclusieve samenleving. Daarom wilde ik als Tweede Kamerlid regelen dat Nederland – nota bene als een van de hekkensluiters! – het VN-verdrag gelijke rechten voor mensen met een beperking ratificeerde.
Ik vind: laat je niet in een ‘cliëntenhoekje’ zetten. Praat niet over rechten van patiënten en cliënten; spreek over burgerrechten. En plichten, want Nederland lijdt aan een collectief moeder Teresa-syndroom. We moeten niet zorgen, we moeten voorwaarden scheppen zodat mensen het zelf kunnen doen.’
Heb je daar zelf ervaring mee?
‘Ik had recht op een elektrische rolstoel en duwrolstoel van samen vijfenveertigduizend euro. Maar ik wilde een sportrolstoel, van zesduizend euro, want dat paste bij mij. Dit kon niet volgens de regels van het GAK (voormalige UWV). Ik heb moeten praten en brieven schrijven, net als toen ik rechten ging studeren in Nijmegen.
De universiteit was voor mij slecht bereikbaar met het openbaar vervoer. Kon ik mijn OV-jaarkaart inruilen en voor dat geld een autootje aanschaffen om naar de colleges te komen? Niet nodig, oordeelde het GAK. Ik voldeed met mijn vwo ruimschoots aan het streven naar een startkwalificatie voor mensen met een beperking, dus die hele studie was overbodig.
Boos was ik! Hoe waardevol is de investering dat iemand zijn eigen boterham verdient? De brieven die ik schreef, leidden ertoe dat de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken terugschreef – ik weet het nog letterlijk – dat “scholing inderdaad een arbeidsbevorderend effect heeft en voorzieningen die daartoe leiden vergoed dienen te worden.” Ik leerde: politiek doet er toe.’
Heeft de dwarslaesie je ook iets gebracht?
‘Kon ik de klok terugdraaien, dan deed ik het. Ik hoop op een wonderdokter die het ooit kan fixen. Maar komt die nooit, dan is mijn leven niet mislukt ofzo. Ik heb geleerd me kwetsbaar op te stellen. Vriendschappen hebben zich verdiept en de twijfels over wat ik kan, hebben me rijper gemaakt. En of ik nou lopend of rollend door het leven ga, ik ontmoet ongelooflijk veel interessante en leuke mensen.’
Wat of wie is nodig om je werk te kunnen doen?
‘Mijn vrouw Karin, omdat ze me mentaal steunt en helpt met simpele dingen als veters strikken. Mijn secretaresse Ellen, omdat ze regelt dat ik ergens een podium op kan met een oprijplank, überhaupt naar binnen kan en vraagt of er een rolstoeltoilet is. Ze vraagt naar een headset als ik ergens moet spreken, zodat ik me kan voortbewegen zonder gestuntel met een microfoon in mijn hand. Hangt even mijn ambtsketen recht om mijn nek. Legt een bos bloemen vast in de auto, zodat de stengels niet in mijn spaken verstrikt raken. Zonder dat ik het ooit heb gevraagd, houdt ze de paperassen vast die ik moet ondertekenen. Het voelt niet bemoederend, ze doet dat heel subtiel.’
Heb je advies voor anderen die mensen met een beperking willen helpen?
‘Vraag gewoon of je kunt helpen. En mensen met een beperking moeten zich niet laten afschrikken door eventuele hobbels. Zoek je talent, dan word je gelukkig. Werkgevers hoeven zich maar een ding te realiseren: iemand die er vanwege zijn beperkingen al een halve dag op heeft zitten voordat hij op zijn werk belandt, is super gemotiveerd. Die moet je hebben.’
* Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 6 december 2019
De HandicapNL Update
Vond jij dit een interessant artikel en wil je meer interviews, verhalen en columns lezen? Schrijf je dan in voor onze HandicapNL Update en ontvang 1x per maand de laatste verhalen en campagnes in je mailbox.